Oud-Beets is al een zeer oud dorp. Het wordt voor het eerst genoemd in een levensbeschrijving van de abt Siardus uit 1225, die met zijn gevolg te paard een reis maakte van het klooster Mariëngaarde bij Hallum naar een uithof in Bakkeveen. Ze trokken toen door Beets.
In 1315 wordt het dorp Beke genoemd en in 1483 Beetze. Deze naam is waarschijnlijk afgeleid van “beke”, waarmee het Ald Djip, Boorne of Koningsdiep wordt bedoeld, die zuidelijk langs dit dorpsgebied stroomde.In 1622 schreef Pier Winsemius over Oud Beets, waar landbouw en veeteelt de belangrijkste inkomstenbron in dit gebied was.Grootgrondbezitters in de Beetster Hooilanden waren in 1832 de adellijke familie van Lynden en de familie Eysinga. Beets was in die tijd een groot dorp met op de terp de parochiekerk ter ere van St. Geertruyd.
DE PAROCHIEKERK.
Beets wordt in de Middeleeuwen al genoemd als de zetel van het dekenaat Borndego (gea, land rond de Boorne). De kerk uit de 12e eeuw, die behoorde tot de “moederkerk” en parochiekerk in Oldeboorn, was gewijd aan de heilige Gertrudis. Rond 1500 was Poptatus Ibema in dit gebied pastoor. Aan het eind van de 16e eeuw is de hoge torenspits ingestort, waarna de torenspits flink werd ingekort. De klokken werden in de klokkenstoel naast de kerk opgehangen. De kleinste klok, de Mariaklok, dateert uit 1482 en weegt 615 kg. De grootste klok van 1520 woog 1100 kg.
Na de afbraak van de bouwvallige Gertrudakerk verhuisden de klokken naar de nieuwe toren van de Adelskerk.
DE ADELSKERK.
De adellijke families uit het nabijgelegen Beetsterzwaag vond, dat Oud Beets een fraai opvallend kerkgebouw nodig had. Eigenlijk lag onenigheid over de geloofsbelijdenis (vrijzinnig/rechtszinnig) ten grondslag aan de keuze voor een nieuw kerkgebouw voor de adel.
Architect L. ten Goed uit Beetsterzwaag, die tevens polderopzichter was in de Groote Veenpolder van Opsterland en Smallingerland, kreeg de opdracht van de adel om een opvallend en fraai kerkgebouw te ontwerpen. Hij vertrok naar Zuid Nederland om aldaar ideeën op te doen.
Ds. Isaac Sannes Spandaw had op 10 augustus 1890 het imposante kerkgebouw ingewijd; opvolger ds. v.d. Brugghen was toen al benoemd. August Lyclama á Nijeholt had een enorm groot orgel aan de nieuwe Adelkerk geschonken. Het was zo groot, dat het niet in de kerk paste. Bij de inwijding was de kerk vol met belangstellenden. Daarna viel het kerkbezoek flink tegen. In de wintermaanden was het binnen kil en koud, omdat er geen kachel werd gestookt.
In zijn inwijdingspreek merkte ds. Spandaw meteen al de ongunstige locatie in Oud Beets al op. Niet alleen de adellijke graven bepaalden destijds de locatie, maar eerder de aanwezigheid van de Gertrudiskerk. De nieuwe bevolking in de Beetster Polder verafschuwden de nieuwe Adelskerk, omdat ze een uur moesten lopen naar Oud Beets. Bovendien droeg de arme bevolking geen geschikte kleding voor het kerkbezoek.
In mei 1956 vond de allerlaatste preek plaats. Er werd geen onderhoud meer gepleegd aan het kerkgebouw en werd een prooi van de weerselementen. Op 10 oktober 1967 eiste het onweer zijn tol; blikseminslag veroorzaakte een brand in de toren. De loodzware klokken stortten met veel geweld ter aarde.
De preekstoel werd verkocht aan de Zuiderkerk in Drachten, ook het orgel ( in neo-renaissancestijl gebouwd door de firma Maarschalkerweert te Utrecht) is in 1959 overgeplaatst naar de Zuiderkerk en is daar nu nog te bezichtigen.
De klokken worden in veiligheid gebracht en ondergebracht in museum Opsterland, waar ze achter het museumgebouw liggen.
De tand des tijds maakte van de fraaie Adelskerk een bouwval, gevaarlijk voor evt. bezoekers. In 1984 vallen de dikke muren ten prooi aan de slopershamer.
Het fundament van de kerk vormt de enige herinnering aan een mooi kerkgebouw, dat net niet het eerste eeuwfeest haalde.
Fundament van de Adelskerk in Oud Beets.
Eén van de belangrijkste historische dorpen in Opsterland Beets raakte een markant gebouw kwijt en veranderde mede door de aanleg van Rijksweg 43 (en later door de snelweg A7) in een buurtschap, dat tegen het jongere Beetsterzwaag aanleunt.
Tot verdriet van menig bewoner is door de verdwijning van de kerk deze buurtschap zijn eeuwenlange identiteit kwijtgeraakt. Plaatsnaamborden ontbreken. Deze wens is bij de gemeentebestuurders bekend, maar tot op heden nog niet gehonoreerd.
Hieronder een drietal recente foto’s van het kerkhof van Oud Beets.
PASTORIE.
In 1872 werd het oude huis van Reinhard van Lynden vervangen door een fraaie pastorie, dat decennialang werd bewoond door predikanten, die werden benoemd aan de Adelskerk.
Dominee G. v.d. Brugghen was de eerste bewoner op dit idyllische plekje.
HOUTEN HIMELTSJE.
Door teleurstelling over het matige kerkbezoek nam Ds. van der Brugghen al vrij snel het initiatief tot het bouwen van een nieuw polderkerkje in de Beetster Polder. Hij wilde de kerk maar naar het volk brengen.
Door zijn bedelbrieven, die in zijn landelijk bedelkrantje Het Lampje stonden, vergaarde hij 1300 gulden. Architect L. de Goed uit Beetsterzwaag ontwierp opnieuw het nieuwe houten polderkerkje, dat op een perceel van baron van Lynden aan de Prikkewei werd gebouwd (dubbele woning tegenover de Boppelslach). Dertig lange palen werden in de moerassige grond geheid. Rond het nieuwe kerkgebouw werden populieren geplant en borden met evangelische teksten en bijbelspreuken geplaatst.
Met kerst 1891 werd het officieel in gebruik genomen. De socialistische turfmakers begroetten de nieuwe aanwinst door modderkluiten naar binnen te werpen.
Op donderdag (zijn polderdag) en zondag trok dominee van der Brugghen vol goede moed naar de drassige Beetster Polder. Donderdagochtend had hij vragen leren; ’s middags ging hij op huisbezoek. Uit angst voor allerlei ziektes nam hij zelf water mee; ’s avonds verzorgde hij de preek. Zondagsochtends was er koffiedrinken in de kerk.
De belangstelling voor zijn preken viel zwaar tegen. Dit veranderde drastisch, toen hij na afloop van de preek snert uitdeelde. Hierdoor verwierf hij ook zijn bekendheid.
Vanaf de kansel verkondigde dominee v.d. Brugghen, dat de armoedige situatie van de turfmaker nooit zou veranderen of ze moesten maar emigreren. Socialistische leiders o.a. Ferdinand Domela Nieuwenhuis en hoofdmeester Tjepke Nawijn enz. riepen juist de bevolking op te staken. Dit was het enige middel om de leefomstandigheden van de arme bevolking te verbeteren.
Domela was hun “verlosser”. Dit was een moeilijke periode in de loopbaan van dominee v.d. Brugghen. In maart 1898 verhuisde v.d. Brugghen naar Brussel, waar hij evangelisatiewerk onder de katholieken deed voor de Belgische Zendingskerk. Door de bevolkingsaanwas werd in 1908 het nieuwe stenen kerkgebouw aan het Polderhoofdkanaal geopend.
In 1911 werd het Houten Hemeltsje afgebroken en weer opgebouwd in Houtigehage. Het kreeg een andere bestemming en bood werkruimte tijdens de werkverschaffing.
Een replica is in 2003 geopend door nazaten van dominee v.d. Brugghen op het museumterrein van It Damshûs.
Bron:
De Strikel, gemeenteblad van de Gemeente Opsterland, door Ernst Huisman,
Onderzoek op internet door Beets Online, door Michiel Osinga,
Onderzoek op internet www.hisgis.nl, door Fokke Veenstra.
Vorige: Turfmaken
Volgende: Terug naar overzicht